Tijdens de Nationale Conferentie Duurzame Mobiliteit ondertekenden de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen, gedeputeerden, wethouders en netbeheerders de vernieuwde samenwerkingsovereenkomst tussen de Rijksoverheid en de zes samenwerkingsregio’s. De nieuwe samenwerkingsovereenkomst loopt tot en met 2030 en onderstreept het belang van slim en netbewust laden.
In de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) werken overheden, netbeheerders en kennisinstellingen sinds 2019 gezamenlijk aan de uitrol van landelijke laadinfrastructuur. Het doel van de overeenkomst is het realiseren van een landelijk dekkend laadnetwerk voor alle typen elektrische modaliteiten door de uitbreiding en optimalisatie van het publiek toegankelijke en private laadnetwerk.
De nieuwe samenwerkingsovereenkomsten zijn een voortzetting van de bestaande samenwerking maar leggen ook nieuwe elementen vast. Zo zullen Rijk, regio’s en netbeheerders zich inzetten voor de uitrol van het programma ‘Slim Laden voor Iedereen’ en wordt netbewust laden (het laden binnen de grenzen van het stroomnet) het uitgangspunt. Zo gaat het laden van elektrische voertuigen bijdragen aan flexibiliteit op het energiesysteem.
Verder wordt het belang van laadinfrastructuur voor elektrificatie van transport en logistiek benadrukt. Waar het zwaartepunt van de inzet en samenwerking tussen partijen lag op laadinfrastructuur voor elektrische personenauto’s komt deze nadrukkelijk ook op laadinfrastructuur voor zware logistieke voertuigen te liggen. Dit is nodig om de doelstellingen uit ZE-beleid (zero emissies) te realiseren.
Ten slotte is nu vastgelegd hoe partijen samenwerken op het gebied van data-uitwisseling zodat er een beter inzicht ontstaat in wat de de transitie naar elektrische mobiliteit betekent voor het energiesysteem van de toekomst en hoe elektrische mobiliteit kan bijdragen een verdere flexibilisering van dit energiesysteem.
Nederland schakelt in snel tempo over op duurzaam vervoer. In 2050 is alle vervoer emissieloos, zo is afgesproken in het Klimaatakkoord. Denk aan elektrische personenauto’s maar ook aan bestelbussen, vrachtwagens, autobussen, mobiele machines op de bouwplaats en binnenvaartschepen. Al deze duurzame vervoermiddelen moeten worden opgeladen. Dat kan alleen met een goed en dekkend laadnetwerk. Provincies, gemeenten en netbeheerders hebben een vitale rol in het faciliteren van alle vormen van laden. Niet alleen op de eigen oprit, maar ook in de openbare ruimte, op bedrijventerreinen en bij tankstations.
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen: “De uitrol van laadinfrastructuur voor logistiek heeft mijn specifieke aandacht. De komende jaren komen er meer en meer elektrische vrachtwagens bij; in 2030 rijdt tien procent elektrisch. Daar moet voldoende laadinfrastructuur bij. Ook wordt de Europese regelgeving op dit thema in 2024 van kracht. Daarom span ik mij in om alle partijen zo goed mogelijk bij de implementatie van deze regelgeving te betrekken. Zo komt niemand voor verrassingen te staan en maken we samen belangrijke stappen in deze transitie naar schoon en duurzaam vervoer.”
Uitgangspunt voor de NAL-samenwerking is dat het laden van een elektrisch voertuig net zo gemakkelijk moet zijn als het laden van een mobiele telefoon: eenvoudig, slim en overal. Met de inzet van alle partijen staan er per 1 september 2023 bijna 590.000 laadpunten in Nederland (waarvan 442.000 thuislaadpunten, 140.000 (semi)publieke laadpunten en 4500 (semi)publieke snellaadpunten).
Gerben Jan Gerbrandy, voorzitter NAL: “We hebben sinds de start van de NAL in 2019 grote stappen gezet. In een uitstekende samenwerking met de samenwerkingsregio’s van provincies en gemeenten, de netbeheerders en kennisinstellingen. De verlenging van deze succesvolle samenwerking is een mijlpaal. Ook de komende jaren zal het laadnetwerk verder mee moeten groeien met de laadbehoefte van alle modaliteiten van elektrisch vervoer. Politiek-bestuurlijke samenwerking met alle betrokkenen is cruciaal om de noodzakelijke vervolgstappen te kunnen zetten.”
De uitwerking van de NAL vindt plaats in zes NAL-samenwerkingsregio’s in Nederland. In die regio’s werken provincies met gemeenten en netbeheerders samen aan het realiseren van voldoende laadpunten. Centraal in de aanpak staat inzicht in de opgave per gemeente en borging hiervan in beleid en uitvoering bij gemeenten. Waar worden laadpunten geplaatst? En hoeveel elektriciteit is er nodig? Met een regionale aanpak wordt stap voor stap inzichtelijk gemaakt wat de omvang van de opgave is en welke inspanning er nodig is om een slim, dekkend, toegankelijk en betaalbaar laadnetwerk te realiseren in alle gemeenten.
Eva Oosters, wethouder Utrecht en bestuurlijk vertegenwoordiger NAL G4: “Schone lucht hoort bij een gezonde stad. Als gemeenten werken we daarom hard aan de ambities op emissieloos vervoer en het tegengaan van klimaatverandering. Emissievrije mobiliteit voor alle voer- en vaartuigen heeft de toekomst. Laadinfrastructuur is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Daarom zijn wij als Utrecht en G4 blij met deze samenwerking tot 2030 met het Rijk, provincies en netbeheerders. Zo kunnen we onze ambities echt waarmaken, zoals een zero emissiezone voor stadslogistiek.”
De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) is een meerjarige beleidsagenda die is ontstaan vanuit het Klimaatakkoord in 2019. In de NAL-regio’s werken provincies, gemeenten en netbeheerders samen aan het realiseren van een landelijk dekkend, betrouwbaar en toekomstbestendig laadnetwerk. Er zijn in totaal zes NAL-samenwerkingsregio’s: Noord Nederland (provincies Groningen, Fryslân en Drenthe), Oost Nederland (provincies Gelderland en Overijssel), Zuid Nederland (provincies Limburg, Noord-Brabant), Zuidwest Nederland (provincies Zuid-Holland en Zeeland), Noordwest Nederland (MRA-Elektrisch – Flevoland, Noord-Holland en Utrecht) en de G4 (de samenwerking van de 4 grote steden). Samenwerkende netbeheerders zijn: Stedin, Alliander, Enexis, Juva, Coteq, Rendo).